Verslaving en suïcidaliteit zijn twee van de meest complexe en ingrijpende problemen binnen de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Ze komen zelden alleen. Cliënten die worstelen met een stoornis in middelengebruik (verslaving) hebben een significant hoger risico op suïcidale gedachten, suïcidepogingen en overlijden door suïcide. Andersom kan suïcidaal gedrag een belangrijke aanjager zijn van (meer) middelengebruik, in een poging om ondraaglijke psychische pijn te verdoven. Dit artikel biedt een uitgebreid overzicht van de relatie tussen verslaving en suïcidaliteit, gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke inzichten. We duiken in de cijfers, ontrafelen de complexe onderliggende mechanismen en bieden praktische handvatten voor diagnostiek en behandeling.
Leerdoelen
Na het lezen van dit artikel kun je:
- De hoge prevalentie en de complexe, multifactoriële relatie tussen verslaving en suïcidaliteit uitleggen aan de hand van neurobiologische, psychologische en sociale factoren.
- De specifieke risico’s benoemen die verbonden zijn aan verschillende typen middelengebruik (alcohol, opioïden, cannabis en stimulantia) in relatie tot suïcidaal gedrag.
- Uitleggen waarom een geïntegreerde behandeling de standaard moet zijn en welke evidence-based interventies je kunt inzetten bij cliënten met deze dubbele problematiek.
Verslaving en suïcidaliteit
In Nederland overlijden jaarlijks ongeveer 1900 mensen door zelfdoding, en een aanzienlijk deel daarvan heeft een relatie met problematisch middelengebruik¹. Het negeren van de ene problematiek tijdens de behandeling van de andere is dan ook geen optie. Een cliënt met een depressie en suïcidale gedachten die tegelijkertijd een alcoholverslaving heeft, kan niet effectief geholpen worden als de behandeling zich uitsluitend op de depressie richt. De alcohol ondermijnt de therapie, verhoogt de impulsiviteit en kan de directe aanleiding zijn voor een fatale handeling.
De omvang van het probleem: cijfers en feiten
De statistieken over de co-prevalentie van verslaving en suïcidaliteit zijn alarmerend. Mensen met een stoornis in middelengebruik vormen een van de grootste risicogroepen voor suïcide. Uit grootschalig internationaal onderzoek blijkt dat het risico op overlijden door suïcide voor mensen met een verslaving 10 tot 14 keer hoger is dan in de algemene bevolking². Dit risico varieert per middel, maar de trend is onmiskenbaar.
Een recente meta-analyse bevestigt dit beeld. De onderzoekers vonden dat individuen met een stoornis in het gebruik van alcohol een bijna zes keer zo hoog risico hebben op overlijden door suïcide. Voor mensen met een gecombineerde verslaving aan alcohol en andere drugs is dit risico acht keer zo hoog³. Ook suïcidale gedachten en pogingen komen veel vaker voor. Ongeveer 40% van de mensen die in behandeling zijn voor een verslaving heeft ooit serieuze suïcidale gedachten gehad of een poging gedaan¹.
Abonnement benodigd
Dit artikel kopen & lezen
Kosten:1 credit
Beschikbaar krediet: N/A.
Deze cijfers worden ondersteund door een grote Amerikaanse studie uit 2023, die data van meer dan 200.000 volwassenen analyseerde. De studie toonde aan dat het hebben van welke stoornis in middelengebruik dan ook de kans op suïcidale gedachten significant verhoogt. Specifiek gold dit voor stoornissen in het gebruik van alcohol, opioïden, cocaïne/stimulantia en cannabis⁴. De onderzoekers zagen ook dat het aantal suïcidepogingen toenam bij mensen met een afhankelijkheid van nicotine en sedativa. Dit benadrukt dat we breed moeten kijken en niet alleen moeten focussen op de ‘klassieke’ harddrugs of alcohol.
De relatie is tweeledig. Niet alleen hebben mensen met een verslaving vaker suïcidale gedachten, maar middelengebruik is ook vaak direct betrokken bij de suïcidepoging zelf. Geschat wordt dat bij gemiddeld één op de drie suïcidepogingen sprake is van alcoholgebruik ten tijde van de poging¹. Het middel fungeert dan als een katalysator die de drempel naar een daadwerkelijke poging verlaagt.
Het verband
Waarom gaan verslaving en suïcidaliteit zo vaak hand in hand? Het antwoord is niet eenvoudig, maar ligt in een complex samenspel van gedeelde kwetsbaarheden op neurobiologisch, psychologisch en sociaal vlak. Deze factoren versterken elkaar en creëren een neerwaartse spiraal waaruit het voor de cliënt extreem moeilijk is om te ontsnappen.
Gedeelde neurobiologische kwetsbaarheid
Ons brein speelt een cruciale rol. Verschillende hersensystemen die betrokken zijn bij emotieregulatie, impulscontrole en het verwerken van stress zijn bij zowel verslaving als suïcidaal gedrag verstoord.
Een sleutelspeler is het serotoninesysteem. Serotonine is een neurotransmitter die onder andere onze stemming, slaap en impulsiviteit reguleert. Een verlaagde serotonerge activiteit wordt al decennialang in verband gebracht met depressie en suïcidaal gedrag⁵. Chronisch gebruik van veel verslavende middelen, zoals alcohol en cocaïne, leidt ook tot een depletie (uitputting) van serotonine in de hersenen. Dit kan verklaren waarom langdurig middelengebruik de stemming kan verslechteren en de impulsiviteit kan verhogen, wat het risico op een suïcidepoging vergroot. Een studie naar de genetica van suïcidaliteit vond een verband tussen suïcidepogingen en genen die betrokken zijn bij het serotoninesysteem, vooral in combinatie met traumatische ervaringen⁶.
Daarnaast is het stress-systeem van het lichaam, de zogenaamde hypothalamus-hypofyse-bijnier-as (HPA-as), vaak ontregeld. Chronische stress, een bekende risicofactor voor zowel verslaving als suïcide, leidt tot een overactieve HPA-as. Dit resulteert in een constante stroom van het stresshormoon cortisol. Langdurige blootstelling aan hoge cortisolniveaus kan hersengebieden beschadigen die belangrijk zijn voor emotieregulatie en besluitvorming, zoals de prefrontale cortex⁷. Middelengebruik kan dit systeem verder ontregelen. Het biedt op korte termijn misschien verlichting van stress, maar op lange termijn verergert het de disfunctie van de HPA-as, waardoor de cliënt nog kwetsbaarder wordt voor de effecten van stress en hopeloosheid.
Tot slot is er het beloningssysteem (het dopaminerge systeem). Verslavende middelen kapen dit systeem en zorgen voor een onnatuurlijk sterke afgifte van dopamine, wat leidt tot gevoelens van euforie. Bij suïcidaal gedrag is er vaak sprake van anhedonie: het onvermogen om plezier te ervaren. Dit kan deels verklaard worden door een onderactief beloningssysteem. Een cliënt kan middelen gaan gebruiken in een poging dit systeem te ‘activeren’ en iets te voelen, wat de cyclus van verslaving in stand houdt.
Psychologische risicofactoren
Naast de processen in het brein zijn er krachtige psychologische factoren die verslaving en suïcidaliteit aan elkaar koppelen.
- Hopeloosheid: Dit is misschien wel de sterkste psychologische voorspeller van suïcide. Hopeloosheid is het gevoel dat de huidige pijnlijke situatie onveranderlijk is en dat de toekomst niets beters te bieden heeft. Verslaving is een meester in het creëren van hopeloosheid. De cyclus van gebruiken, spijt, en terugval, in combinatie met de negatieve gevolgen op het gebied van werk, relaties en financiën, kan een cliënt het gevoel geven dat er geen uitweg meer is⁸.
- Impulsiviteit: Zowel verslaving als suïcidaal gedrag kenmerken zich door een verhoogde impulsiviteit. Dit is het onvermogen om de drang naar een onmiddellijke (maar op lange termijn schadelijke) beloning te weerstaan. Acute intoxicatie door bijvoorbeeld alcohol of benzodiazepinen verlaagt de remmingen en tast het beoordelingsvermogen aan. Dit kan ervoor zorgen dat sluimerende suïcidale gedachten plotseling en impulsief worden omgezet in een daad⁹. De overstap van gedachte naar plan en van plan naar poging kan onder invloed in enkele minuten plaatsvinden.
- Psychische pijn en ontsnapping: De kern van veel suïcidaal gedrag is het verlangen om te ontsnappen aan ondraaglijke psychische pijn. Middelengebruik wordt vaak ingezet als een strategie om deze pijn te dempen of te verdoven. Dit wordt de ‘zelfmedicatiehypothese’ genoemd. Helaas is dit een tijdelijke en destructieve oplossing. Wanneer het middel uitwerkt, keren de pijnlijke gevoelens vaak in verhevigde mate terug, wat de drang om opnieuw te gebruiken of de wens om te sterven alleen maar versterkt¹⁰.
Sociale en omgevingsfactoren
Een individu staat niet op zichzelf. Sociale en omgevingsfactoren dragen in belangrijke mate bij aan het risico.
- Stigma en sociale isolatie: Het stigma op zowel verslaving als psychische problemen is enorm. Dit leidt ertoe dat mensen zich schamen, zich terugtrekken en geen hulp zoeken. Dit sociale isolement is een grote risicofactor voor suïcide. De verslaving zelf draagt ook bij aan isolatie: relaties met familie en vrienden komen onder druk te staan, wat leidt tot eenzaamheid en een gebrek aan sociale steun.
- Trauma en negatieve levensgebeurtenissen: Er is een sterk verband tussen trauma in de kindertijd (Adverse Childhood Experiences, of ACEs) en het latere risico op zowel verslaving als suïcidaliteit. Een studie uit 2021 toonde aan dat elke extra ACE het risico op een latere suïcidepoging significant verhoogde¹¹. Trauma kan leiden tot diepgewortelde gevoelens van waardeloosheid en onveiligheid, die men probeert te ‘behandelen’ met middelen.
- Sociaal-economische problemen: Financiële problemen, werkloosheid en dakloosheid zijn vaak zowel een oorzaak als een gevolg van verslaving. Deze stressoren vergroten de gevoelens van hopeloosheid en wanhoop, en daarmee het risico op suïcide.
De rol van specifieke middelen
Hoewel de algemene mechanismen voor veel middelen gelden, hebben sommige stoffen specifieke eigenschappen die het risico op suïcidaliteit verhogen.
- Alcohol: Alcohol is de meest voorkomende substantie die betrokken is bij suïcide. Het is een dempend middel dat op het centrale zenuwstelsel werkt. Het vermindert remmingen, verhoogt de impulsiviteit en agressie, en tast het oordeelsvermogen aan⁹. Chronisch alcoholgebruik leidt bovendien tot depressieve klachten. De combinatie van deze factoren maakt alcohol bijzonder gevaarlijk. Hoe groter de dosis alcohol die gedronken wordt, hoe groter het risico op een suïcidepoging.
- Opioïden: Mensen met een stoornis in opioïdengebruik hebben een extreem hoog risico op suïcide. Een overzichtsartikel wees uit dat dit risico tot wel 14 keer hoger kan zijn dan in de algemene bevolking². Dit komt door meerdere factoren: de hoge mate van comorbiditeit met chronische pijn en depressie, de ernstige ontwenningsverschijnselen die hopeloosheid kunnen veroorzaken, en de hoge letaliteit van een overdosis. Een overdosis kan soms moeilijk te onderscheiden zijn van een bewuste suïcide. Behandeling met medicatie zoals methadon of buprenorfine (medicatie-ondersteunde behandeling, MAT) is niet alleen effectief voor de verslaving, maar verlaagt ook significant het risico op overlijden, inclusief suïcide¹².
- Cannabis: Lange tijd werd cannabis als relatief onschuldig gezien, maar recent onderzoek tekent een ander beeld, vooral bij jongeren en bij frequent gebruik van hoog-potente cannabis. Een meta-analyse uit 2019, die meerdere studies met duizenden adolescenten volgde tot in de volwassenheid, concludeerde dat cannabisgebruik in de adolescentie geassocieerd was met een verhoogd risico op het ontwikkelen van depressie en suïcidale gedachten op latere leeftijd¹³. Een andere recente studie bevestigde dat hoe frequenter adolescenten cannabis gebruikten, hoe hoger hun risico op suïcidale gedachten, plannen en pogingen¹⁴. Het verband wordt deels verklaard door overlappende risicofactoren zoals depressie, maar er zijn ook aanwijzingen dat cannabisgebruik psychotische symptomen kan uitlokken, wat op zichzelf een risicofactor voor suïcide is.
- Stimulantia (cocaïne, amfetaminen): Het gebruik van stimulantia leidt tot een intense, maar kortdurende euforie, gevolgd door een diepe ‘crash’ gekenmerkt door dysforie, agitatie, angst en paranoia. Tijdens deze crashperiode is het risico op suïcidale gedachten en impulsief gedrag zeer hoog⁴. Chronisch gebruik kan leiden tot uitputting van dopamine en serotonine, wat resulteert in langdurige anhedonie en depressieve klachten, en daarmee een verhoogd suïciderisico.
Praktische handvatten voor de ggz-professional
Het herkennen en effectief behandelen van de combinatie van verslaving en suïcidaliteit vraagt om een specifieke aanpak. Het simpelweg doorverwijzen van de cliënt naar een andere afdeling is niet voldoende en kan zelfs gevaarlijk zijn.
Screening en risicotaxatie
Gezien de hoge co-prevalentie zou elke cliënt die zich aanmeldt voor verslavingszorg routinematig gescreend moeten worden op suïcidaliteit, en vice versa. Dit moet niet eenmalig gebeuren, maar een continu proces zijn gedurende de hele behandeling, omdat het risico kan fluctueren.
Het bespreekbaar maken van suïcidaliteit is een cruciale eerste stap. Veel professionals vinden dit moeilijk uit angst om de cliënt ‘op ideeën te brengen’. Dit is een mythe. Direct en zonder oordeel vragen naar suïcidale gedachten is juist een teken van zorg en kan voor de cliënt een enorme opluchting zijn. De GGZ Standaarden voor suïcidaal gedrag adviseren een hiërarchische aanpak¹⁵:
- Begin breed: “Hoe gaat het met u? Hoe ziet u de toekomst?”
- Word concreter bij signalen: “Denkt u weleens dat het leven niet meer de moeite waard is?”
- Vraag direct: “Denkt u weleens aan zelfdoding?” of “Heeft u plannen om uzelf iets aan te doen?”
Als het antwoord ‘ja’ is, is het essentieel om door te vragen naar de frequentie, intensiteit, plannen, voorbereidingen en de mate van controle die de cliënt ervaart. Een goede therapeutische alliantie is hierbij onmisbaar.
Geïntegreerde behandeling: de gouden standaard
De tijd van parallelle of sequentiële behandeling – waarbij de cliënt eerst voor zijn verslaving en daarna voor zijn suïcidaliteit (of andersom) wordt behandeld – is voorbij. De wetenschappelijke consensus is duidelijk: een geïntegreerde behandeling is de meest effectieve aanpak¹⁶. Dit betekent dat beide problemen tegelijkertijd, gecoördineerd en door hetzelfde behandelteam worden aangepakt.
De voordelen van een geïntegreerde aanpak zijn legio:
- Het erkent de wisselwerking tussen de problemen.
- Het voorkomt dat de cliënt tussen wal en schip valt.
- Het verbetert de behandelmotivatie en -trouw.
- Het leidt tot betere uitkomsten op beide domeinen.
Een geïntegreerd behandelplan moet persoonsgericht, flexibel en gefaseerd zijn. In de eerste fase ligt de focus op het creëren van veiligheid, het opbouwen van een alliantie en het motiveren van de cliënt. Pas daarna kan dieper op de onderliggende problematiek worden ingegaan.
Effectieve interventies
Er zijn verschillende evidence-based therapieën die effectief zijn gebleken voor cliënten met deze dubbele diagnose.
- Dialectische Gedragstherapie (DGT): Oorspronkelijk ontwikkeld voor de borderline persoonlijkheidsstoornis, is DGT zeer effectief in het verminderen van suïcidaal gedrag en wordt het steeds vaker aangepast voor cliënten met een verslaving (DGT-SUD). DGT richt zich op het aanleren van vaardigheden op vier gebieden: kernoplettendheid (mindfulness), intermenselijke effectiviteit, emotieregulatie en het verdragen van crisis. Deze vaardigheden helpen cliënten om te gaan met intense emoties en impulsen zonder naar middelen of zelfbeschadigend gedrag te grijpen¹⁷.
- Cognitieve Gedragstherapie (CGT): Specifieke vormen van CGT, zoals Cognitive Behavioral Therapy for Suicide Prevention (CBT-SP), zijn direct gericht op het veranderen van de denkpatronen en het gedrag die leiden tot suïcidaliteit. De therapie helpt cliënten om hopeloze gedachten te identificeren en uit te dagen, probleemoplossende vaardigheden te ontwikkelen en een veiligheidsplan op te stellen voor crisis-situaties. Een recente studie toonde aan dat de toevoeging van CGT aan de standaardbehandeling voor verslaving suïcidale gedachten met 50% kan verminderen¹⁸.
- Medicatie-ondersteunde behandeling (MAT): Zoals eerder genoemd, is MAT voor opioïdverslaving (met middelen als methadon, buprenorfine of naltrexon) een levensreddende interventie. Het stabiliseert de cliënt, vermindert de zucht (craving) en verlaagt het risico op overdosis en suïcide aanzienlijk¹². Ook voor alcoholverslaving kan medicatie (zoals acamprosaat of naltrexon) ondersteunend zijn bij het verminderen van het gebruik en daarmee het indirecte suïciderisico.
- Veiligheidsplanning: De Safety Planning Intervention is een korte, praktische interventie die samen met de cliënt wordt opgesteld. Het is een hiërarchische lijst van concrete copingstrategieën en hulpbronnen die de cliënt kan gebruiken wanneer suïcidale gedachten opkomen. Dit omvat interne strategieën (bv. ontspanningsoefeningen), contacten met vrienden of familie, contact met professionals, en het beperken van de toegang tot dodelijke middelen¹⁹˒²⁰. Dit laatste, ‘lethal means restriction’, is een bewezen effectieve strategie.
Conclusie
De relatie tussen verslaving en suïcidaliteit is geen toeval, maar een diepgeworteld en gevaarlijk partnerschap, gedreven door een samenspel van neurobiologische, psychologische en sociale factoren. Verslaving is niet zomaar een ‘slechte gewoonte’ en suïcidaliteit is niet zomaar een ‘roep om aandacht’; het zijn uitingen van diepe pijn en disfunctie die een gespecialiseerde en empathische aanpak vereisen.
Voor de ggz-professional is de belangrijkste boodschap dat deze problemen niet los van elkaar gezien kunnen worden. Routinematige screening, continue risicotaxatie en bovenal een geïntegreerde behandeling zijn essentieel om de neerwaartse spiraal te doorbreken. Door evidence-based interventies zoals DGT en CGT in te zetten, en door praktische hulpmiddelen als veiligheidsplanning te gebruiken, kunnen we cliënten de vaardigheden en de hoop geven die nodig zijn voor herstel. Het openlijk bespreken van beide onderwerpen, zonder oordeel, is de eerste en misschien wel belangrijkste stap op weg naar het redden van levens.
Literatuurlijst
- Trimbos-instituut. Alcohol en suïcidaal gedrag. Utrecht: Trimbos-instituut; 2023. Beschikbaar via: https://www.trimbos.nl/kennis/alcohol/alcohol-en-mentale-gezondheid/alcohol-en-suicidaliteit/
- Wilcox HC, Conner KR, Caine ED. Association of alcohol and drug use disorders and completed suicide: an empirical review of cohort studies. Drug Alcohol Depend. 2004;76 Suppl:S11-9.
- Samples H, Pew Charitable Trusts. Substance Use Disorder Increases Risk of Suicidal Thoughts and Attempts. Washington, D.C.: The Pew Charitable Trusts; 2025 Feb.
- Han B, Compton WM, Einstein EB, Volkow ND. Associations of Substance Use Disorders With Suicidal Ideation and Attempts in Adults. JAMA Psychiatry. 2023;80(10):1052–1061.
- Van Heeringen K. The neurobiology of suicide and suicidality. In: The Neurobiological Basis of Suicide. Boca Raton (FL): CRC Press/Taylor & Francis; 2012. Chapter 7.
- Mullins N, Kang J, Campos AI, Coleman JRI, Edwards AC, Galfalvy H, et al. Dissecting the Shared Genetic Architecture of Suicide Attempt, Psychiatric Disorders, and Known Risk Factors. Biol Psychiatry. 2022;91(3):313-327.
- Sudol K, Mann JJ. The neurobiology of suicidal behavior: an integration of biological and clinical findings. In: Dwivedi Y, editor. The Neurobiological Basis of Suicide. Boca Raton (FL): CRC Press/Taylor & Francis; 2012. Chapter 4.
- Wolitzky-Taylor K, O’Farrell M, O’Brien B, Ries R, Tondo L, Baldessarini RJ. Hopelessness and Suicidal Ideation Among Substance-Using Patients. Suicide Life Threat Behav. 2021;51(3):578-588.
- Dvorak RD, Kramer M, Wray M. Alcohol and suicide: A review of the literature and proposed model. In: The Routledge International Handbook of Suicide and Self-Harm. London: Routledge; 2020. p. 195-207.
- Shneidman ES. Suicide as psychache: A clinical approach to self-destructive behavior. Northvale, NJ: Jason Aronson; 1993.
- Angelakis I, Austin A, Gooding P, Pratt D. Adverse Childhood Experiences and Suicidal Ideation and Behavior in Adulthood: A Systematic Review of the Literature. J Affect Disord. 2021;294:782-796.
- Sordo L, Barrio G, Bravo MJ, Indave BI, Degenhardt L, Wiessing L, et al. Mortality risk during and after opioid substitution treatment: systematic review and meta-analysis of cohort studies. BMJ. 2017;357:j1550.
- Gobbi G, Atkin T, Zytynski T, Wang S, Askari S, Boruff J, et al. Association of Cannabis Use in Adolescence and Risk of Depression, Anxiety, and Suicidality in Young Adulthood: A Systematic Review and Meta-analysis. JAMA Psychiatry. 2019;76(4):426–434.
- Price C, Bounsanga J, Wallace M, Shayo FK. US trends in the association of suicide ideation/behaviors with marijuana use among adolescents ages 12–17 and differences by gender and race/ethnicity. Front Psychiatry. 2023;13:1057784.
- GGZ Standaarden. Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag: Achtergronddocumenten – Vragenlijsten en schalen. Utrecht: Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGz; 2018. Beschikbaar via: https://www.ggzstandaarden.nl/zorgstandaarden/diagnostiek-en-behandeling-van-suicidaal-gedrag/achtergronddocumenten
- Substance Abuse and Mental Health Services Administration. Substance Use Disorder Treatment for People With Co-Occurring Disorders. SAMHSA Publication No. PEP20-06-04-006. Rockville, MD: Substance Abuse and Mental Health Services Administration; 2020.
- Linehan MM, Comtois KA, Murray AM, Brown MZ, Gallop RJ, Heard HL, et al. Two-year randomized controlled trial and follow-up of dialectical behavior therapy vs therapy by experts for suicidal behaviors and borderline personality disorder. Arch Gen Psychiatry. 2006;63(7):757-66.
- Behavioral Health News. The Overlap of Substance Use Disorders and Suicide: Key Insights and Intervention Strategies. 2024. Beschikbaar via: https://behavioralhealthnews.org/the-overlap-of-substance-use-disorders-and-suicide-key-insights-and-intervention-strategies/
- Stanley B, Brown GK. Safety Planning Intervention: A Brief Intervention to Mitigate Suicide Risk. Cogn Behav Pract. 2012;19(2):256-264.
- Gamarra JM, Rogers ML, Fenyvesi L, Crowder C, Tucker RP. Integrating lethal means counseling into evidence-based psychotherapies for suicide risk. Prof Psychol Res Pr. 2021;52(1):10–18.