Sommige volwassenen met Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) zijn voor de medicamenteuze behandeling aangewezen op niet-stimulerende middelen als monotherapie of als aanvulling op stimulerende middelen. In een nieuwe systematische review en meta-analyse zijn de werkzaamheid, aanvaardbaarheid en verdraagbaarheid van enkele niet-stimulerende middelen (guanfacine, clonidine of atomoxetine) bij volwassenen met ADHD beoordeeld.
Casus
Pieter is een 25-jarige man die zich meldt bij een GGZ-instelling vanwege langdurige problemen met aandacht, impulsiviteit en hyperactiviteit die zijn dagelijks functioneren verstoren. Na een uitgebreide diagnostische evaluatie en het uitsluiten van andere mogelijke oorzaken, wordt bij hem de diagnose Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) gesteld. Vanwege de ernst van de symptomen en de hiermee gepaard gaande lijdensdruk, wordt besloten om naast cognitieve gedragstherapie ook een medicamenteuze behandeling te starten om de symptomen van ADHD aan te pakken. De behandeling zal worden gestart met stimulerende middelen, aangezien deze vaak als eerste keuze worden voorgeschreven. Pieter start met methylfenidaat, een veelgebruikt stimulerend medicijn bij de behandeling van ADHD. Methylfenidaat werkt door het verhogen van de beschikbaarheid van dopamine en noradrenaline in de hersenen, wat helpt bij het verbeteren van de aandacht en het verminderen van impulsiviteit en hyperactiviteit.
Resultaten
Er zijn 18 studies opgenomen in de meta-analyses (4308 deelnemers) plus één aanvullende studie in de narratieve synthese (374 deelnemers). De meta-analyse toonde aan dat atomoxetine (15 RCT’s), guanfacine (twee RCT’s) en viloxazine ER (één RCT) significant effectiever waren dan placebo. Atomoxetine werd minder goed verdragen dan placebo, terwijl de verdraagbaarheid van guanfacine en viloxazine ER niet meta-geanalyseerd kon worden, aangezien er slechts één studie voor elk medicijn over rapporteerde.
Casus: vervolg
Na enkele weken behandeling met methylfenidaat komt Pieter op controle. Hij geeft aan dat zijn aandachtsproblemen en hyperactiviteit enigszins zijn verminderd, maar dat hij ook bijwerkingen ervaart, zoals toenemende slapeloosheid en verminderde eetlust. Gezien de ongewenste effecten wordt besloten om over te stappen naar een ander stimulerend middel, zoals dexamfetamine.
Pieter switcht naar dexamfetamine en na enkele weken behandeling rapporteert hij een aanzienlijke vermindering van zijn ADHD-symptomen. Echter, hij meldt ook bijwerkingen zoals hartkloppingen en gevoelens van rusteloosheid.
Conclusie
Alle onderzochte niet-stimulerende middelen waren effectiever bij de behandeling van ADHD bij volwassenen dan placebo, terwijl de placebo beter werd geaccepteerd en verdragen.
Casus: vervolg
Gezien de ongewenste effecten van stimulerende middelen, wordt besloten om over te schakelen naar een niet-stimulantium als derde stap in de stepped-care benadering. Atomoxetine, een selectieve noradrenaline-heropnameremmer, wordt voorgeschreven.
Na enkele weken behandeling met atomoxetine komt Pieter op controle. Hij meldt dat zijn ADHD-symptomen aanzienlijk zijn verminderd en dat hij minder last heeft van bijwerkingen in vergelijking met de eerdere medicatietrials.
Implicaties
Een ’trial and error’-benadering bij de medicamenteuze behandeling van ADHD is belangrijk. Niet alle patiënten reageren hetzelfde op medicatie en bijwerkingen kunnen variëren. Stepped-care biedt de mogelijkheid om verschillende behandelopties uit te proberen en aan te passen op basis van de individuele respons en bijwerkingen van de patiënt.
Radonjić, N.V., Bellato, A., Khoury, N.M. et al. Nonstimulant Medications for Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) in Adults: Systematic Review and Meta-analysis. CNS Drugs (2023). https://doi.org/10.1007/s40263-023-01005-8