Een nieuw pilotonderzoek laat veelbelovende bevindingen zien met betrekking tot de effectiviteit van gecombineerde groeps- en individuele therapie voor individuen met ontwijkende persoonlijkheidsstoornis en matige tot ernstige beperkingen.
OPS
De ontwijkende persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door een doordringend patroon van sociale remming, gevoelens van ontoereikendheid en overgevoeligheid voor negatieve evaluatie. Het gaat vaak gepaard met aanzienlijke beperkingen in het sociaal en beroepsmatig functioneren.
Prevalentie
Wat betreft de prevalentie van OPS in Nederland, zijn er enkele onderzoeken uitgevoerd om inzicht te krijgen in de omvang van deze stoornis. Een belangrijke studie is het NEMESIS-onderzoek (Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study), waarin gegevens over de prevalentie van psychische stoornissen in Nederland worden verzameld. Volgens de NEMESIS-studie uit 2007 werd de geschatte prevalentie van OPS in Nederland op dat moment geschat op ongeveer 1,9%. Dit betekent dat ongeveer 1,9% van de Nederlandse bevolking op enig moment in hun leven de diagnose OPS heeft gekregen.
Oorzaken
De exacte oorzaken van OPS zijn niet goed begrepen, maar onderzoek suggereert dat een combinatie van genetische, omgevings- en psychologische factoren bijdraagt aan de ontwikkeling ervan. Ervaringen uit de kindertijd zoals afwijzing, verwaarlozing of kritiek kunnen een rol spelen.
Comorbiditeit
OPS komt vaak samen met andere psychische aandoeningen voor, met name andere persoonlijkheidsstoornissen, angststoornissen en stemmingsstoornissen.
Casus
Erik is een 35-jarige man met een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis (OPS). Erik heeft altijd al moeite gehad om zich sociaal op zijn gemak te voelen en voelt zich vaak gevangen in zijn eigen gedachten en angsten. Hij vermijdt sociale situaties en heeft weinig zelfvertrouwen in zijn interacties met anderen. Dit heeft geleid tot aanzienlijke beperkingen in zijn sociaal en beroepsmatig functioneren. Na jaren van worstelen met zijn gevoelens van ontoereikendheid, heeft Erik uiteindelijk de moed verzameld om hulp te zoeken. Hij meldt zich aan voor een behandelprogramma dat gecombineerde groeps- en individuele therapie aanbiedt, gebaseerd op mentaliserende en metacognitieve interpersoonlijke therapie.
Behandeling
Psychotherapie is de primaire behandeling voor OVP. De meest bestudeerde en evidence-based psychotherapiebenadering voor OPS is cognitieve gedragstherapie (CGT), specifiek gericht op socialevaardigheidstraining, cognitieve herstructurering en exposure-technieken. CGT heeft tot doel individuen te helpen hun negatieve overtuigingen uit te dagen en aan te passen en meer adaptief gedrag in sociale situaties te ontwikkelen.
Groepstherapie
Groepstherapie kan gunstig zijn voor personen met OPS, omdat het een ondersteunende omgeving biedt voor het oefenen van sociale vaardigheden en het ontvangen van feedback van leeftijdsgenoten. Groepstherapie kan ook helpen bij het aanpakken van de gevoelens van isolatie en sociale angst die vaak voorkomen bij OVP.
Casus: vervolg
Hij hoopt dat deze therapie hem zal helpen zijn sociale angsten te overwinnen en zijn persoonlijkheidsfunctioneren te verbeteren.Tijdens de intakegesprekken vertelt Erik over zijn ervaringen en de impact die OPS op zijn leven heeft gehad. Hij herinnert zich momenten waarop hij kansen op sociale interacties heeft gemist vanwege zijn angst om beoordeeld te worden. Hij voelt zich vaak niet goed genoeg en denkt dat anderen hem raar zullen vinden. Erik heeft een laag zelfbeeld ontwikkeld als gevolg van de herhaalde ervaringen van sociale remming.
De therapeuten begrijpen de uitdagingen waar Erik mee te maken heeft en werken samen met hem aan het versterken van zijn sociale vaardigheden en het verbeteren van zijn zelfvertrouwen. In de groepstherapiesessies krijgt Erik de gelegenheid om te oefenen met communicatie en interactie met anderen. Hij ontvangt constructieve feedback van zijn leeftijdsgenoten en voelt zich gesteund door de groepsleden die vergelijkbare ervaringen delen.
In de individuele therapie werken de therapeuten met Erik aan het uitdagen van zijn negatieve overtuigingen en het ontwikkelen van een meer realistisch zelfbeeld. Ze moedigen hem aan om zich bewust te worden van zijn gedachten en gevoelens in sociale situaties en helpen hem nieuwe copingstrategieën te ontwikkelen.
Gedurende de behandeling merkt Erik langzame maar gestage verbeteringen. Hij begint zich comfortabeler te voelen in sociale situaties en durft meer van zichzelf te laten zien. Zijn zelfvertrouwen groeit en hij begint te geloven dat hij waardevol is en de moeite waard om gehoord en gezien te worden.
Na 17 maanden therapie voltooit Erik het behandelprogramma. Hoewel hij nog steeds uitdagingen ondervindt, heeft hij grote vooruitgang geboekt in zijn persoonlijke groei en sociale functioneren. Hij voelt zich sterker en beter in staat om met zijn angsten om te gaan. Erik voelt zich ook gesteund door de therapeuten en groepsleden die hem hebben geholpen.
Medicatie
hoewel er beperkt onderzoek is gedaan naar medicatie specifiek voor AVPD, kunnen medicijnen zoals selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) worden voorgeschreven om symptomen van comorbide aandoeningen zoals angst of depressie te verlichten.
Methode
De studie [zotpressInText item=”{9309347:5NNFM2ND}” format=”(%num%)” brackets=”yes”] omvatte 28 patiënten. Klinische evaluatie bij baseline omvatte gestructureerde diagnostische interviews en zelfrapportage door patiënten van symptomen, psychosociaal functioneren, interpersoonlijke problemen, persoonlijkheidsfunctioneren, alexithymie, zelfrespect, hechtingsstijl, therapeutische alliantie en klanttevredenheid. De zelfrapportage van de patiënten werd herhaald aan het einde van de behandeling en na 1 jaar follow-up.
Resultaten
Het uitvalpercentage was 14%. De gemiddelde duur van de behandeling onder de 22 personen die de behandeling voltooiden was 17 maanden. De gemiddelde niveaus van therapeutische alliantie en klanttevredenheid waren bevredigend. De effectgroottes waren groot voor globale symptomen van angst, depressie, angst en psychosociale aanpassing, en in het gemiddelde bereik voor aspecten van persoonlijkheidsfunctioneren. Toch toonden de resultaten een breed scala aan uitkomsten bij de patiënten.
Casus: vervolg
De follow-up na 1 jaar laat zien dat Erik nog steeds profiteert van de therapie. Hij heeft zijn sociale vaardigheden verder ontwikkeld en is in staat om meer bevredigende relaties aan te gaan. Hoewel hij af en toe nog steeds gevoelens van ontoereikendheid ervaart, kan hij nu beter met deze gevoelens omgaan en ze relativeren.
Het behandelprogramma heeft Erik ook geholpen bij het verbeteren van zijn beroepsmatig functioneren. Hij voelt zich nu meer op zijn gemak in professionele situaties en kan beter omgaan met de druk die werk met zich meebrengt. Hij heeft zelfs enkele nieuwe kansen kunnen benutten en is trots op zijn professionele prestaties.
Hoewel Erik enorme vooruitgang heeft geboekt, begrijpt hij dat OPS een chronische stoornis is en dat het belangrijk is om aan zichzelf te blijven werken. Hij blijft de vaardigheden en inzichten die hij tijdens de therapie heeft geleerd, toepassen in zijn dagelijks leven. Erik zoekt ook steun bij lotgenotengroepen om ervaringen te delen en elkaar te ondersteunen in het omgaan met OPS.
Conclusie
Deze pilotstudie laat veelbelovende resultaten zien voor gecombineerde groeps- en individuele therapie voor OPS-patiënten met matige tot ernstige beperkingen. Onderzoeken op grotere schaal zouden moeten worden uitgevoerd om empirisch gebaseerde kennis te vergroten om de ontwikkeling van gedifferentieerde behandelingen te begeleiden die zijn aangepast aan de verschillende niveaus van ernst van OPS en profielen van persoonlijkheidsdisfunctie van patiënten.
[zotpressInTextBib style=”vancouver” sort=”ASC”]