Een groot opgezette metastudie heeft geconcludeerd dat, na tientallen jaren van onderzoek, er nog steeds geen duidelijk bewijs is dat serotonineniveaus of serotonine-activiteit verantwoordelijk zijn voor depressie. De nieuwe overkoepelende review – een overzicht van bestaande meta-analyses en systematische reviews – gepubliceerd in Molecular Psychiatry, suggereert dat depressie waarschijnlijk niet wordt veroorzaakt door een chemische onbalans, en stelt de vraag wat antidepressiva doen. De meeste antidepressiva zijn selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s), waarvan oorspronkelijk werd gezegd dat ze werken door abnormaal lage serotoninespiegels te corrigeren. Er zou geen ander geaccepteerd farmacologisch mechanisme zijn waardoor antidepressiva de symptomen van depressie beïnvloeden.
- De huidige review concludeert dat er nog steeds geen duidelijk bewijs is dat serotonineniveaus of serotonine-activiteit verantwoordelijk zijn voor depressie.
- Al te eenvoudige hypotheses over de relatie van neurotransmitters en emoties kunnen niet gelegd worden.
- Het is volgens experts voorbarig om op dit moment de serotoninehypothese van depressie te verwerpen.
- De mogelijke rol van serotonine bij depressie staat volgens experts los van de antidepressieve effecten van selectieve serotonineheropnameremmers. In dit onderzoek is bovendien niet rechtstreeks gekeken naar de effectiviteit van antidepressiva.
- Er is volgens de experts geen reden om de effectiviteit van de huidige antidepressiva in twijfel te trekken.
- Mensen met een ernstige depressie moeten niet worden ontmoedigd om de juiste behandeling te krijgen, die een enorm verschil kan maken voor hen en hun omgeving
Multicausaliteit van depressie
De meta-review[zotpressInText item=”{9309347:FKWCVRVT}” format=”%num%” brackets=”yes”] behandelt veel van het werk dat de afgelopen 50 jaar is gedaan om de relatie tussen het serotoninesysteem en depressie te onderzoeken. De bevindingen echter zijn volgens verschillende experts[zotpressInText item=”{9309347:AGYKYX5X}” format=”%num%” brackets=”yes”] totaal niet verrassend. De review zou hooguit bewijzen dat al te eenvoudige hypotheses over de relatie van neurotransmitters en emoties niet gelegd kunnen worden. Maar dat wisten we al. Een depressieve stoornis is per definitie multicausaal en complex. Experts vinden het dan ook een misvatting van het onderzoek dat depressie een enkele ziekte zou zijn met een enkel biochemisch tekort. Tegenwoordig wordt algemeen aangenomen dat depressie een heterogene (ofwel ongelijksoortige) aandoening is met mogelijk meerdere onderliggende oorzaken.
De studie presenteert geen nieuwe bevindingen, maar rapporteert alleen resultaten die elders zijn gepubliceerd en het is zeker geen nieuws dat depressie niet wordt veroorzaakt door “lage serotoninespiegels”.
Volgens de experts zal dus niemand in de ggz onderschrijven dat een complexe heterogene aandoening zoals depressie voortkomt uit een tekort aan een enkele neurotransmitter. Toch is het bewijs dat tryptofaandepletie leidt tot depressieve symptomen bij sommige depressieve patiënten, redelijk goed. Een soortgelijke opmerking geldt voor PET-onderzoeken die een verminderde binding van serotoninetransporteiwitten aantonen, met name in de middenhersenen; dit komt overeen met verminderde activiteit van serotonine-neuronen.
Indirecte metingen
Volgens de experts zijn al de variabelen indirecte metingen van de serotoninefunctie of erger nog (zoals in het geval van de genkoppelingsstudies) slechts een proxy voor serotonine-activiteit. Het is pas recent dat er technologie is ontwikkeld om de serotonineafgifte in het levende menselijke brein te meten en in de eerste studie van dit type (die momenteel wordt beoordeeld) werd een verminderde serotonine-afgiftecapaciteit bij mensen met een depressie gevonden. Het is volgens de experts dus voorbarig om op dit moment de serotoninehypothese van depressie te verwerpen.
Wat zijn Proxies?
Proxies zijn cijfers die correlaties aanduiden tussen bepaalde concepten, waardoor ze dienen als een soort voorspellers. Blond haar dient bijvoorbeeld als een proxy voor een blank huidtype. Aan de hand van zulke correlaties worden mensen dan door algoritmes ingedeeld in groepen. Proxies vergroten de kans op bias. In sommige onderzoeken staat een proxie voor een mantelzorger of volmacht. Mantelzorgers of volmachten vullen vaak door de patiënt gerapporteerde uitkomsten namens patiënten in; onderzoek heeft aangetoond dat proxy’s de patiëntresultaten slechter beoordelen dan patiënten hun eigen resultaten beoordelen.
De rol van antidepressiva
De mogelijke rol van serotonine bij depressie staat volgens experts los van de antidepressieve effecten van selectieve serotonineheropnameremmers. In dit onderzoek is niet rechtstreeks gekeken naar de effectiviteit van antidepressiva. Antidepressiva met serotonerge activiteit werden al effectief gebruikt voor patiënten met depressie voorafgaand aan de theorie van serotonineveranderingen van depressie. Recenter onderzoek heeft ook aangetoond dat antidepressiva verschillende routes en receptoren in de hersenen beïnvloeden, niet alleen beperkt tot serotonine. Er is volgens de experts dan ook geen reden om de effectiviteit van de huidige antidepressiva in twijfel te trekken, zelfs als ons begrip van de biologische oorzaken van depressie afwijkt van theorieën die uitsluitend op serotonine zijn gericht.
Het Royal College of Psychiatrists zegt in hun Position statement on antidepressants and depression het volgende over antidepressiva:
Het primaire werkingsmechanisme voor de meeste antidepressiva is gericht op de functie van monoamine-neurotransmitter, het verhogen van de beschikbaarheid van serotonine of noradrenaline, of beide, althans in het begin. Hoewel deze veranderingen relatief snel beginnen te gebeuren, kunnen klinische verbetering en therapeutische effecten enkele weken duren. Het oorspronkelijke idee dat antidepressiva ‘een chemische onbalans in de hersenen corrigeren’ is een te grote vereenvoudiging, maar ze hebben vroege fysiologische effecten en effecten op sommige aspecten van het psychologisch functioneren. Ze kunnen veranderingen in de functie van hersengebieden veroorzaken die verband houden met de verbetering van depressieve symptomen. In dierstudies is aangetoond dat ze het aantal en de functie van hersencellen en de verbindingen daartussen vergroten. Ze oefenen ook effecten uit op de verwerking van emotionele informatie binnen enkele uren na toediening van het medicijn.
Depressie wordt vaak geassocieerd met een ‘negatieve vooringenomenheid’ in de manier waarop iemand naar de wereld kijkt en informatie verwerkt: cognitieve gedragstherapie werkt gedeeltelijk door het uitdagen van automatische negatieve gedachten, en de cognitieve vooringenomenheid bij depressie kan ook worden verbeterd door antidepressiva. Het is belangrijk om te erkennen dat antidepressiva de symptomen van depressie kunnen behandelen, maar niet direct de onderliggende psychosociale oorzaken aanpakken. Daarom wordt het gebruik ervan vaak gecombineerd met psychologische therapieën die het vermogen van patiënten om met moeilijke levenssituaties om te gaan, kunnen verbeteren.
Conclusie
Het artikel laat volgens experts zien dat systematische overkoepelende reviews veel ruimte laten voor interpretatie. Hoewel overkoepelende beoordelingen een interessant groothoekoverzicht van een onderzoeksgebied kunnen bieden, zijn ze uiteindelijk gebonden aan het ontwerp en de kwaliteit van de samengevatte onderzoeken en de oorspronkelijke onderzoeken waarop ze zijn gebaseerd, en laten ze daarom niet toe om nieuwe conclusies te trekken. Deze review zou hooguit bewijzen dat al te eenvoudige hypotheses over de relatie van neurotransmitters en emoties niet gelegd kunnen worden.
Het is volgens de experts te voorbarig om op dit moment de serotoninehypothese van depressie te verwerpen.
Ook is het volgens de experts belangrijk dat mensen met een ernstige depressie niet worden ontmoedigd om de juiste behandeling te krijgen, die een enorm verschil kan maken voor hen en hun omgeving.
[zotpressInTextBib style=”vancouver” sort=”ASC”]