Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) is ontwikkeld door Shapiro in 1987 en wordt veel gebruikt bij de behandeling van posttraumatische stressstoornis (PTSS) (Seidler & Wagner, 2006). Onderzoek heeft aangetoond dat EMDR net zo effectief kan zijn als op trauma gerichte cognitieve gedragstherapie (CGT) bij de behandeling van PTSS (Edmond et al., 2004). Daarnaast heeft EMDR potentiële voordelen getoond bij het verminderen van symptomen van depressie, angst en gedragsproblemen (Barron et al., 2019).
De werking van EMDR
EMDR omvat een gestructureerd acht-fasen protocol dat elementen bevat zoals het verzamelen van de voorgeschiedenis, voorbereiding, beoordeling, desensitisatie, installatie, lichaamsscan, afsluiting en herbeoordeling (Harris et al., 2018). De therapie is gebaseerd op het Adaptive Information Processing (AIP) model, dat stelt dat traumatische ervaringen kunnen leiden tot maladaptieve geheugennetwerken die bijdragen aan psychologische nood (Brown & Shapiro, 2006). EMDR heeft als doel deze herinneringen te herverwerken om adaptieve oplossingen te bevorderen en geassocieerde symptomen te verminderen (Harris et al., 2018).
De onderliggende mechanismen van EMDR omvatten verschillende processen, waaronder cognitieve herstructurering, mindfulness, vrije associatie, psychologische distantie, ervaren meesterschap, somatisch bewustzijn en conditionering (Schubert et al., 2016). Tijdens EMDR-sessies worden cliënten geleid om emoties, beelden en cognities gerelateerd aan traumatische herinneringen op te roepen, terwijl ze zich bezighouden met bilaterale stimulatie zoals oogbewegingen, tikken of tonen (Lee, 2008). Deze dubbele aandachtstaak wordt verondersteld het werkgeheugen te belasten, wat de verwerking van traumatische herinneringen bevordert (Susanty et al., 2022).
Neurobiologische theorieën suggereren dat EMDR kan werken door het informatieverwerkingssysteem van de hersenen te activeren en de reorganisatie van maladaptief opgeslagen cognities en emoties gerelateerd aan traumatische ervaringen te faciliteren (Ricci & Clayton, 2016). Studies hebben aangetoond dat EMDR kan leiden tot verbeteringen in het uitdoven van angst, zoals gezien bij individuen met PTSS door middel van functionele magnetische resonantiebeeldvorming (fMRI) studies (Rousseau et al., 2019). Daarnaast is EMDR geassocieerd met veranderingen in hersenactiviteit, met name in gebieden zoals de frontale en temporale lobben, zoals waargenomen in elektro-encefalografie (EEG) studies (Pagani et al., 2012).
De effectiviteit van EMDR bij de behandeling van PTSS is vergeleken met andere therapeutische benaderingen zoals cognitieve gedragstherapie (CGT) en exposure therapie (Rogers & Silver, 2001). EMDR is uniek in zijn aanpak, door elementen van exposure therapie te combineren met een dubbele focuscomponent, waardoor het zich onderscheidt van traditionele CGT (Maxfield, 1999). De therapie is ontworpen om traumatische herinneringen te richten, maar ook om huidige triggers en symptomen aan te pakken, waardoor patiënten hulpmiddelen krijgen om toekomstige stressoren aan te kunnen (Balbo et al., 2019).
Verder is EMDR onderzocht in verschillende contexten buiten PTSS, waaronder de toepassing ervan bij de behandeling van rouw, verslaving, borderline persoonlijkheidsstoornis en zelfs bij sporttrauma’s (Marich, 2010; Brown & Shapiro, 2006; Curdt, 2023). De therapie heeft belofte getoond in het verminderen van de intensiteit van op herinneringen gebaseerde traumatische beelden en het faciliteren van de verwerking van intense, traumatische herinneringen waar cliënten anders mogelijk weerstand tegen bieden (Manfield et al., 2017; Curdt, 2023).
Populaties
Studies hebben aangegeven dat EMDR effectief is in de behandeling van diverse populaties, waaronder kinderen en volwassenen die complex trauma in de kindertijd hebben ervaren (Chen et al., 2018). Verder is EMDR onderzocht in de behandeling van aandoeningen buiten PTSS, zoals paniekstoornis met agorafobie (Goldstein et al., 2000). EMDR heeft ook potentie getoond bij het aanpakken van comorbiditeiten, zoals stoornissen in het gebruik van middelen en gelijktijdig voorkomende PTSS (Tapia, 2019). Bovendien is EMDR overwogen voor de behandeling van zwangere vrouwen met angst voor de bevalling (Baas et al., 2023).
De effectiviteit van EMDR is in verschillende contexten bestudeerd, waaronder het potentieel om depressieve symptomen en comorbide psychiatrische problemen bij adolescenten met een ernstige depressieve stoornis te verminderen (Paauw et al., 2019). EMDR is ook geëvalueerd in rouwtherapie, waarbij het potentie heeft getoond om individuen te helpen omgaan met verlies (Meysner et al., 2016). Daarnaast is onderzoek gedaan naar het gebruik van EMDR bij het aanpakken van gewelddadige impulsen (Wright & Russell, 2012). Verder is de haalbaarheid van EMDR bij oudere volwassenen met PTSS en bijkomende aandoeningen onderzocht (Gielkens et al., 2022).
Combinatie met andere therapieën
De integratie van EMDR met andere therapeutische modaliteiten is onderzocht, inclusief de combinatie met cognitieve gedragstherapie (CGT) en trauma hertrainingstherapie (TRT) (Luyten et al., 2020). De implementatie van EMDR in intensieve behandelprogramma’s, inclusief behandeling op afstand, is onderzocht, wat de aanpasbaarheid in verschillende settings benadrukt (Bongaerts et al., 2021; McGowan et al., 2021). Het potentieel van EMDR om trauma-gerelateerde symptomen op afstand aan te pakken, zoals waargenomen tijdens de Covid-19 pandemie, benadrukt de relevantie ervan tijdens crises (McGowan et al., 2021).
Integratie met Psychodynamische Benaderingen
Psychodynamische therapieën richten zich op de diepere, onbewuste conflicten en emotionele patronen die trauma kunnen onderhouden. Wanneer EMDR wordt gecombineerd met psychodynamische technieken, kan dit leiden tot een meer holistische benadering die zowel de oppervlakkige symptomen als de onderliggende dynamieken behandelt. Deze integratie kan helpen bij het verwerken van trauma op een diepere manier en kan cliënten helpen bij het begrijpen van hun emotionele reacties en patronen.
Integratie met Somatische Therapieën
Somatische therapieën focussen op het lichaam als een manier om trauma te verwerken. Deze benaderingen erkennen dat trauma niet alleen in het brein, maar ook in het lichaam opgeslagen kan zijn. Door EMDR te combineren met somatische technieken, zoals het bewustzijn van lichaamssensaties en -bewegingen, kunnen cliënten leren om hun lichamelijke reacties te reguleren en te integreren, wat kan bijdragen aan een vollediger herstel.
Klinische toepassing van EMDR
Uitdagingen bij de Toepassing van EMDR
- Individuele Responsvariatie: Therapeuten moeten erop voorbereid zijn dat cliënten verschillend reageren op EMDR. Sommigen kunnen direct vooruitgang boeken, terwijl anderen meer tijd nodig hebben om te stabiliseren en te profiteren van de therapie. De therapie moet dus flexibel zijn en zich aanpassen aan de unieke behoeften en het tempo van de cliënt.
- Stabiliteit en Veiligheid: Voordat EMDR begint, is het essentieel om een veilige therapeutische relatie te vestigen en de stabiliteit van de cliënt te evalueren. Cliënten met een instabiel dagelijks functioneren of die in een crisis zijn, kunnen mogelijk niet direct EMDR-behandeling verdragen. In dergelijke gevallen is het belangrijk om eerst stabiliserende technieken toe te passen.
- Contra-indicaties: EMDR is niet geschikt voor iedereen. Bijvoorbeeld, cliënten met een actuele psychose, een instabiel dissociatief spectrumstoornis, of die niet in staat zijn om veiligheidssignalen van de therapeut te volgen, zouden niet direct voor EMDR in aanmerking komen. Therapeuten moeten alert zijn op deze contra-indicaties en mogelijk een andere behandelingsstrategie overwegen.
- Tijdelijke Verergering van Symptomen: EMDR kan soms leiden tot een tijdelijke verergering van symptomen, zoals flashbacks of nachtmerries. Dit wordt soms de “destabilisatie” genoemd en is een normaal onderdeel van het verwerkingsproces. Therapeuten moeten cliënten hierop voorbereiden en strategieën aanbieden om hiermee om te gaan.
- Integratie met Andere Therapieën: EMDR wordt vaak gecombineerd met andere vormen van therapie, zoals cognitieve gedragstherapie (CGT) of psychodynamische therapie. Deze integratie vereist een diep begrip van zowel EMDR als de andere benaderingen en de vaardigheid om deze op een coherente manier samen te voegen.
Contra-indicaties en Veiligheidsaspecten
- Dissociatie: Hoge niveaus van dissociatie kunnen een contra-indicatie zijn voor EMDR, omdat de therapie dissociatie tijdelijk kan verergeren. Therapeuten moeten dissociatieve symptomen zorgvuldig monitoren en mogelijk een meer voorzichtige benadering overwegen.
- Suïcidaliteit: Cliënten met actieve suïcidale gedachten of plannen moeten eerst stabiel worden gemaakt voordat EMDR wordt gestart. EMDR kan emotionele materialen naar boven brengen die het risico op suïcide kunnen verhogen.
- Complex Trauma: Bij complex trauma, waarbij meerdere of langdurige traumatische ervaringen een rol spelen, kan EMDR meer complex zijn. Een gefaseerde benadering, waarbij stabilisatie voorafgaat aan de directe verwerking van traumamaterialen, kan noodzakelijk zijn.
Samengevat werkt EMDR via een gestructureerd protocol dat gericht is op het herverwerken van traumatische herinneringen door middel van bilaterale stimulatie en het richten op maladaptief opgeslagen cognities en emoties. De effectiviteit van de therapie wordt ondersteund door neurobiologische theorieën, functionele hersenbeeldstudies en vergelijkingen met andere behandelmodaliteiten. De unieke aanpak van EMDR en het vermogen om een breed scala aan psychologische aandoeningen aan te pakken benadrukken de veelzijdigheid en potentieel in het bevorderen van adaptieve resolutie van trauma-gerelateerde symptomen.
Referenties
Balbo, M., Cavallo, F., & Fernández, I. (2019). Integrating emdr in psychotherapy. Journal of Psychotherapy Integration, 29(1), 23-31. https://doi.org/10.1037/int0000136
Barron, I., Bourgaize, C., Lempertz, D., Swinden, C., & Darker-Smith, S. (2019). Eye movement desensitization reprocessing for children and adolescents with posttraumatic stress disorder: a systematic narrative review. Journal of Emdr Practice and Research, 13(4), 270-283. https://doi.org/10.1891/1933-3196.13.4.270
Brown, S. and Shapiro, F. (2006). Emdr in the treatment of borderline personality disorder. Clinical Case Studies, 5(5), 403-420. https://doi.org/10.1177/1534650104271773
Chen, R., Gillespie, A., Zhao, Y., Xi, Y., Ren, Y., & McLean, L. (2018). The efficacy of eye movement desensitization and reprocessing in children and adults who have experienced complex childhood trauma: a systematic review of randomized controlled trials. Frontiers in Psychology, 9. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2018.00534
Curdt, A. (2023). Emdr-based interventions for athletic traumas: a case study of two female golfers. Journal of Emdr Practice and Research, 17(2), 70-82. https://doi.org/10.1891/emdr-2022-0036
Davidson, P. and Parker, K. (2001). Eye movement desensitization and reprocessing (emdr): a meta-analysis. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 69(2), 305-316. https://doi.org/10.1037/0022-006x.69.2.305
Edmond, T., Sloan, L., & McCarty, D. (2004). Sexual abuse survivors’ perceptions of the effectiveness of emdr and eclectic therapy. Research on Social Work Practice, 14(4), 259-272. https://doi.org/10.1177/1049731504265830
Gielkens, E., Sobczak, S., Rossi, G., & Alphen, S. (2022). The feasibility of eye movement desensitization and reprocessing (emdr) for older adults with posttraumatic stress disorder (ptsd) and comorbid psychiatric and somatic disorders. Psychological Trauma Theory Research Practice and Policy. https://doi.org/10.1037/tra0001402
Goldstein, A., Beurs, E., Chambless, D., & Wilson, K. (2000). Emdr for panic disorder with agoraphobia: comparison with waiting list and credible attention-placebo control conditions. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 68(6), 947-956. https://doi.org/10.1037/0022-006x.68.6.947
Gupta, M. and Gupta, A. (2002). Use of eye movement desensitization and reprocessing (emdr) in the treatment of dermatologic disorders. Journal of Cutaneous Medicine and Surgery, 6(5), 415-421. https://doi.org/10.1007/s10227-001-0116-8
Harris, H., Urdaneta, V., Triana, V., Vo, C., Walden, D., & Myers, D. (2018). A pilot study with spanish-speaking latina survivors of domestic violence comparing emdr & tf-cbt group interventions. Open Journal of Social Sciences, 06(11), 203-222. https://doi.org/10.4236/jss.2018.611015
Lee, C. (2008). Crucial processes in emdr more than imaginal exposure. Journal of Emdr Practice and Research, 2(4), 262-268. https://doi.org/10.1891/1933-3196.2.4.262
Luyten, T., Jacquemin, L., Looveren, N., Declau, F., Fransén, E., Cardon, E., … & Gilles, A. (2020). Bimodal therapy for chronic subjective tinnitus: a randomized controlled trial of emdr and trt versus cbt and trt. Frontiers in Psychology, 11. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2020.02048
Manfield, P., Lovett, J., Engel, L., & Manfield, D. (2017). Use of the flash technique in emdr therapy: four case examples. Journal of Emdr Practice and Research, 11(4), 195-205. https://doi.org/10.1891/1933-3196.11.4.195
Marich, J. (2010). Eye movement desensitization and reprocessing in addiction continuing care: a phenomenological study of women in recovery. Psychology of Addictive Behaviors, 24(3), 498-507. https://doi.org/10.1037/a0018574
Maxfield, L. (1999). Eye movement desensitization and reprocessing: a review of the efficacy of emdr in the treatment of ptsd. Traumatology an International Journal, 5(4). https://doi.org/10.1177/153476569900500401
McGowan, I., Fisher, N., Havens, J., & Proudlock, S. (2021). An evaluation of eye movement desensitization and reprocessing therapy delivered remotely during the covid–19 pandemic. BMC Psychiatry, 21(1). https://doi.org/10.1186/s12888-021-03571-x
Meysner, L., Cotter, P., & Lee, C. (2016). Evaluating the efficacy of emdr with grieving individuals: a randomized control trial. Journal of Emdr Practice and Research, 10(1), 2-12. https://doi.org/10.1891/1933-3196.10.1.2
Pagani, M., Lorenzo, G., Verardo, A., Nicolais, G., Monaco, L., Lauretti, G., … & Siracusano, A. (2012). Neurobiological correlates of emdr monitoring – an eeg study. Plos One, 7(9), e45753. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0045753
Paauw, C., Roos, C., Tummers, J., Jongh, A., & Dingemans, A. (2019). Effectiveness of trauma-focused treatment for adolescents with major depressive disorder. European Journal of Psychotraumatology, 10(1). https://doi.org/10.1080/20008198.2019.1682931
Ricci, R. and Clayton, C. (2016). Emdr with sex offenders: using offense drivers to guide conceptualization and treatment. Journal of Emdr Practice and Research, 10(2), 104-118. https://doi.org/10.1891/1933-3196.10.2.104
Rogers, S. and Silver, S. (2001). Is emdr an exposure therapy? a review of trauma protocols. Journal of Clinical Psychology, 58(1), 43-59. https://doi.org/10.1002/jclp.1128
Rousseau, P., Khoury-Malhame, M., Reynaud, E., Boukezzi, S., Cancel, A., Zendjidjian, X., … & Khalfa, S. (2019). Fear extinction learning improvement in ptsd after emdr therapy: an fmri study. European Journal of Psychotraumatology, 10(1). https://doi.org/10.1080/20008198.2019.1568132
Schubert, S., Lee, C., & Drummond, P. (2016). Eye movements matter, but why? psychophysiological correlates of emdr therapy to treat trauma in timor-leste. Journal of Emdr Practice and Research, 10(2), 70-81. https://doi.org/10.1891/1933-3196.10.2.70
Seidler, G. and Wagner, F. (2006). Comparing the efficacy of emdr and trauma-focused cognitive-behavioral therapy in the treatment of ptsd: a meta-analytic study. Psychological Medicine, 36(11), 1515-1522. https://doi.org/10.1017/s0033291706007963
Susanty, E., Sijbrandij, M., Dijk, W., Srisayekti, W., Vries, R., & Huizink, A. (2022). The effects of psychological interventions on neurocognitive functioning in posttraumatic stress disorder: a systematic review. European Journal of Psychotraumatology, 13(1). https://doi.org/10.1080/20008198.2022.2071527
Tapia, G. (2019). Review of emdr interventions for individuals with substance use disorder with/without comorbid posttraumatic stress disorder. Journal of Emdr Practice and Research, 13(4), 345-353. https://doi.org/10.1891/1933-3196.13.4.345
Wright, S. and Russell, M. (2012). Treating violent impulses. Clinical Case Studies, 12(2), 128-144. https://doi.org/10.1177/1534650112469461