Dit artikel biedt een uitgebreide verkenning van dissociatie, een complex psychologisch fenomeen dat invloed heeft op bewustzijn, geheugen, identiteit en perceptie. Het bespreekt de oorzaken, diagnostische criteria en comorbiditeit van dissociatieve stoornissen, zoals dissociatieve identiteitsstoornis en depersonalisatie-derealisatie stoornis. Daarnaast wordt de impact van dissociatie op het dagelijks leven en de behandeling belicht, evenals de rol van trauma en ontwikkelingsfactoren in de ontwikkeling van deze stoornissen. Het artikel benadrukt het belang van een empathische benadering en ondersteuning voor patiënten, en biedt inzichten in effectieve therapeutische interventies.
Dissociatie verwijst naar een storing in de integratie van bewustzijn, geheugen, identiteit of waarneming van de omgeving (Moskowitz, 2024). Het kan zich voordoen als een copingmechanisme als reactie op verhoogde angst (Tarakçıoğlu, 2024). Dissociatieve stoornissen omvatten een breed scala aan symptomen die de sensorische, motorische, cognitieve of affectieve functies beïnvloeden, inclusief indringende ervaringen of het ontbreken van normale ervaringen zoals herinneringen of sensaties (Moskowitz, 2024). Dissociatie is een kernsymptoom in verschillende stoornissen zoals dissociatieve identiteitsstoornis, posttraumatische stressstoornis, borderline persoonlijkheidsstoornis (Krause-Utz, 2022), acute stressstoornis, somatisatiestoornis en stemmingsstoornissen (Elmore, 2000). Het is nauw verbonden met posttraumatische stressstoornis en kan onregelmatig bewustzijn, autobiografisch geheugenverlies en moeilijkheden in zelfregulatie omvatten (Weber, 2007). Het dissociatieve subtype van posttraumatische stressstoornis wordt gekenmerkt door klinisch significante dissociatieve symptomen naast de typische PTSD-symptomen (King et al., 2020). Dissociatieve ervaringen zijn geassocieerd met veranderingen in de structuur en functie van de temporale kwab bij stoornissen zoals complexe dissociatieve stoornissen en borderline persoonlijkheidsstoornis (Schiavone et al., 2018).
Dissociatieve symptomen kunnen onder andere zijn:
- Gevoelens van onwerkelijkheid of vervreemding van zichzelf of de omgeving (depersonalisatie en derealisatie).
- Gedachtenverlies of ‘black-outs’, waarbij iemand niet kan herinneren wat er is gebeurd tijdens een bepaalde periode.
- Het gevoel alsof men toekijkt terwijl men dingen doet, alsof men buiten zichzelf staat.
- Het plotseling niet meer weten wie men is of waar men zich bevindt.
Oorzaken van dissociatie
Recentelijk toonden studies aan dat verstoringen in hersennetwerken een rol spelen bij dissociatieve symptomen (Rajkumar, 2022; Lebois et al., 2022). Ook is onderzoek gedaan naar neurobiologische en genetische aspecten van de dissociatieve subtype van posttraumatische stressstoornis, waarbij de noodzaak voor toekomstig onderzoek wordt benadrukt om zowel acute als chronische dissociatie beter te begrijpen (Wolf et al., 2023).
Genetische factoren hebben eveneens invloed op dissociatieve stoornissen. Er wordt gesuggereerd dat een neurobiologische scheiding tussen autisme en het syndroom van Asperger kan bestaan, gebaseerd op GABAergische functies, wat duidt op een genetische invloed op deze condities (Enticott et al., 2010). Verder onderzoek naar dissociatieve identiteitsstoornis wijst op de centrale rol van traumatische kinderervaringen, misbruik, verwaarlozing en verstoord hechtingsgedrag in de ontwikkeling van deze stoornis (Şar et al., 2017).
Ontwikkelingsinvloeden, zoals kindertrauma en inconsistent ouderschap, zijn ook geassocieerd met hogere niveaus van dissociatie in de volwassenheid (Şar et al., 2009; Lyons‐Ruth et al., 2006). Het begrijpen van de ontwikkelingstrajectorie van vroege traumatische hechting naar ernstige persoonlijkheidsstoornissen benadrukt het belang van ontwikkelingsfactoren bij de manifestatie van dissociatieve symptomen (Panzer & Viljoen, 2004).
Samenvattend, de ontwikkeling van dissociatieve stoornissen is een complex proces dat beïnvloed wordt door genetische predisposities, neurobiologische mechanismen en ontwikkelingservaringen. Door deze factoren in samenhang te onderzoeken, kunnen onderzoekers een diepgaander inzicht verkrijgen in de oorsprong en manifestaties van dissociatieve stoornissen.
Diagnostiek
Diagnostische criteria voor dissociatieve stoornissen
Dissociatie kan zich voordoen als een symptoom binnen verschillende psychiatrische aandoeningen, maar het kan ook voorkomen als onderdeel van een specifieke dissociatieve stoornis. Het onderscheid tussen dissociatie als symptoom en dissociatieve stoornissen als diagnose is cruciaal voor een accurate behandeling en begrip van de patiënt zijn of haar ervaringen.
Dissociatieve Identiteitsstoornis (DIS)
Volgens de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5), is DIS gekenmerkt door het bestaan van twee of meer verschillende identiteiten of persoonlijkheidsstaten (Ross, 2024). Elke identiteit kan unieke namen, leeftijden, geschiedenissen en zelfbeelden hebben. Cruciaal is dat er een onvermogen is om belangrijke persoonlijke informatie te herinneren, wat te uitgebreid is om verklaard te worden door gewone vergeetachtigheid.
Depersonalisatie-Derealisatie Stoornis (DDS)
Bij DDS ervaren individuen aanhoudende of terugkerende episodes van depersonalisatie (gevoelens van onwerkelijkheid of loskoppeling van zichzelf) of derealisatie (gevoelens van onwerkelijkheid of loskoppeling van de omgeving) (Millman et al., 2021). Deze symptomen moeten ernstig genoeg zijn om significant lijden of beperking in sociale, beroepsmatige of andere belangrijke gebieden van functioneren te veroorzaken.
Andere Gespecificeerde Dissociatieve Stoornis (AGDS)
Dit is een categorie voor dissociatieve stoornissen die niet voldoen aan de volledige criteria voor andere stoornissen in de DSM-5. Voorbeelden kunnen subklinische dissociatieve symptomen omvatten die toch aanzienlijke distress of beperking veroorzaken (Kienle et al., 2017).
Dissociatieve Stoornis Niet Anderszins Omschreven (DSNAO)
DSNAO is een categorie gebruikt in eerdere edities van de DSM voor dissociatieve stoornissen die niet exact passen binnen andere categorieën. Voorbeelden hiervan zijn dissociatieve fugue of trance staten (Dorahy et al., 2006).
Diagnostische Hulpmiddelen
Voor het vaststellen van deze stoornissen wordt vaak gebruik gemaakt van gestructureerde interviews zoals het Dissociative Disorders Interview Schedule (DDIS), wat helpt bij het differentiëren van dissociatieve stoornissen van andere psychische aandoeningen (Ross & Ellason, 2005). Instrumenten zoals de Clinician-Administered Dissociative States Scale (CADSS) worden gebruikt om dissociatieve symptomen te evalueren en veranderingen in de tijd te volgen (Castle et al., 2017).
Belang van accurate diagnose
Het onderscheid tussen dissociatie als symptoom en dissociatieve stoornissen is essentieel voor de behandeling. Foutieve diagnoses kunnen leiden tot inadequate behandelingen die de patiënt kunnen schaden. Een gedegen begrip van de diagnostische criteria is daarom van groot belang voor zowel clinici als patiënten (Léonard et al., 2005).
Comorbiditeit
Dissociatie is een complex psychologisch fenomeen dat diep verweven is met diverse psychiatrische aandoeningen. Deze interacties kunnen de behandeling van dissociatieve stoornissen complex maken, wat een uitgebreide beoordeling en gerichte interventies noodzakelijk maakt.
Dissociatie en Traumagerelateerde Stoornissen
Dissociatie is sterk verbonden met stoornissen die gerelateerd zijn aan trauma, zoals posttraumatische stressstoornis (PTSS) en complexe PTSS (CPTSD). Deze stoornissen kenmerken zich vaak door dissociatieve symptomen als onderdeel van hun klinische presentatie. Personen met CPTSD vertonen vaak hogere niveaus van dissociatie, wat gepaard gaat met ernstige woede-problemen en verhoogde comorbiditeit met andere mentale gezondheidsproblemen (Murphy et al., 2021).
Dissociatie en Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Dissociatie is ook een kernkenmerk van borderline persoonlijkheidsstoornis. Deze aandoening, die vaak gepaard gaat met intense emotionele pijn en instabiele relaties, kan verergerd worden door dissociatieve episodes, waardoor behandeling complexer wordt (Rădulescu et al., 2020).
Dissociatie en Suïcidaal Gedrag
Er bestaat een significante associatie tussen dissociatie en suïcidaal gedrag. Onderzoek toont aan dat patiënten met dissociatieve stoornissen vaak een geschiedenis hebben van suïcidepogingen, wat wijst op de noodzaak van zorgvuldige monitoring en interventie (Foote et al., 2008).
Dissociatie en Vroege Trauma’s
De link tussen dissociatie en blootstelling aan trauma in de kindertijd benadrukt het belang van vroege levenservaringen in de ontwikkeling van dissociatieve symptomen. Vroegtijdige interventie kan essentieel zijn om de langetermijneffecten van dergelijke trauma’s te minimaliseren (Modesti et al., 2022).
Dissociatie in Diverse Contexten
Dissociatie manifesteert zich in diverse contexten en kan geassocieerd worden met symptomen die lijken op die van somatisatie stoornissen, borderline persoonlijkheidsstoornis en ernstige depressieve stoornis, zoals waargenomen bij individuen getroffen door massapsychogene ziekte (Rahardanto, 2024). Bovendien zijn dissociatieve symptomen ook gemeld bij patiënten met epilepsie, wat de noodzaak onderstreept om neurologische evaluaties te overwegen in de diagnostische overwegingen (Özdemir et al., 2016).
Invloed van dissociatie op therapie
Een effectieve behandeling voor dissociatie vereist een alomvattende aanpak die rekening houdt met de impact ervan op de resultaten van de therapie. Onderzoek heeft aangetoond dat dissociatie de effectiviteit van psychotherapie voor posttraumatische stressstoornis (PTSS) kan beïnvloeden (Hoeboer et al., 2020). Hoewel sommige studies suggereren dat dissociatie kan leiden tot een slechte respons op bepaalde therapieën, zoals Dialectische Gedragstherapie (DBT) bij patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS) (Kleindienst et al., 2011), tonen andere bevindingen aan dat verhoogde dissociatieve symptomen bij PTSS-patiënten niet noodzakelijkerwijs de effectiviteit van op trauma gerichte therapie hinderen (Linde, 2023). Bovendien kan de aanwezigheid van een dissociatieve subtype van PTSS de behandelingsdoeltreffendheid beïnvloeden, waarbij gespecialiseerde interventies mogelijk meer voordelen bieden aan individuen met dit subtype (Lanius et al., 2012; Wolf et al., 2016; Haagen et al., 2018). Daarnaast zijn specifieke technieken zoals hypnose geïdentificeerd als nuttig bij het aanpakken van dissociatieve symptomen, vooral in gevallen zoals dissociatieve fugue (Gwandure, 2008). Het begrijpen van de neurobiologische basis van dissociatie, inclusief de effecten op hersenfunctie en gedrag, is cruciaal voor het op maat maken van effectieve behandelstrategieën (Lanius et al., 2012). Verder is de impact van somatoforme dissociatie op de resultaten van op trauma gefocuste behandelingen een gebied van voortdurend onderzoek, met aanvankelijke bewijzen die een positieve respons op op trauma gerichte therapieën suggereren (Zoet et al., 2021).
Behandelen van dissociatie
In de klinische praktijk is het cruciaal om de ernst van dissociatie zowel aan het begin van de behandeling als gedurende het therapeutische proces te overwegen, aangezien dit de loop en de effectiviteit van de therapie kan beïnvloeden (Cloitre et al., 2012). Het aanpakken van comorbide aandoeningen zoals depressie en middelenmisbruik naast dissociatie is essentieel voor succesvolle behandelresultaten (Minnen et al., 2012; Myers et al., 2017). Therapeutische benaderingen die cognitieve gedragstherapie, hypnotherapie, Eye-Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) en psychodynamische therapie omvatten, zijn erkend als effectief bij de behandeling van dissociatie bij kinderen en adolescenten (Diseth & Christie, 2005). Al met al is een grondig begrip van dissociatie en de effecten ervan op de behandelingsrespons essentieel voor het ontwikkelen van op maat gemaakte en effectieve therapeutische interventies. Door rekening te houden met de specifieke behoeften van individuen met dissociatieve symptomen, kunnen clinici de behandelresultaten optimaliseren en het algemene welzijn van patiënten verbeteren.
Dissociatie vanuit het Perspectief van Patiënten
Dissociatie kan een diepgaande invloed hebben op het dagelijks leven van patiënten. Begrip van de persoonlijke ervaringen van mensen met dissociatieve stoornissen kan bijdragen aan een meer inclusieve en empathische benadering in zowel de klinische praktijk als het maatschappelijk begrip.
Ervaringen van Dissociatie
Patiënten beschrijven dissociatie vaak als het gevoel ‘losgekoppeld’ te zijn van de realiteit of zichzelf. Dit kan variëren van milde ervaringen, zoals dagdromen, tot ernstigere vormen waarbij iemand zich volledig los voelt van zijn of haar eigen lichaam of omgeving. Deze ervaringen kunnen verwarrend en angstig zijn, en leiden vaak tot aanzienlijke beperkingen in sociale en beroepsmatige functioneren.
Impact op Dagelijks Leven
De impact van dissociatieve symptomen op het dagelijks leven is aanzienlijk. Patiënten kunnen moeite hebben met het uitvoeren van routine taken of het onderhouden van relaties vanwege geheugenverlies of het gevoel van niet ‘aanwezig’ zijn. Dit kan leiden tot misverstanden en conflicten in persoonlijke relaties en verminderde prestaties op werk of in studies.
Misverstanden en Stigma
Een groot probleem voor patiënten met dissociatieve stoornissen is het misverstand en stigma dat nog steeds bestaat rond deze aandoeningen. Veel mensen begrijpen niet wat dissociatie inhoudt en kunnen reacties geven die gebaseerd zijn op onwetendheid of angst. Dit kan patiënten het gevoel geven geïsoleerd en onbegrepen te zijn, wat hun conditie kan verergeren.
Het Belang van Ondersteuning
Support van familie, vrienden en zorgprofessionals speelt een cruciale rol in het beheer van dissociatieve stoornissen. Empathie, begrip en geduld zijn essentieel. Patiënten hebben baat bij een omgeving waar ze zich veilig voelen om hun ervaringen te delen zonder oordeel of stigma.
Referenties
Enticott, P., Rinehart, N., Tonge, B., Bradshaw, J., & Fitzgerald, P. (2010). A preliminary transcranial magnetic stimulation study of cortical inhibition and excitability in high‐functioning autism and asperger disorder. Developmental Medicine & Child Neurology, 52(8). https://doi.org/10.1111/j.1469-8749.2010.03665.x
Lebois, L., Kumar, P., Palermo, C., Lambros, A., O’Connor, L., Wolff, J., … & Kaufman, M. (2022). Categorical and dimensional brain network-based models of trauma-related dissociative subtypes.. https://doi.org/10.1101/2022.04.29.22274474
Lyons‐Ruth, K., Dutra, L., Schuder, M., & Bianchi, I. (2006). From infant attachment disorganization to adult dissociation: relational adaptations or traumatic experiences?. Psychiatric Clinics of North America, 29(1), 63-86. https://doi.org/10.1016/j.psc.2005.10.011
Panzer, A. and Viljoen, M. (2004). Dissociation: a developmental psychoneurobiological perspective: review article. African Journal of Psychiatry, 7(3). https://doi.org/10.4314/ajpsy.v7i3.30168
Rajkumar, R. (2022). Dissociative symptoms and disorders in patients with bipolar disorders: a scoping review. Frontiers in Psychiatry, 13. https://doi.org/10.3389/fpsyt.2022.925983
Wolf, E., Hawn, S., Sullivan, D., Sanborn, V., Brown, E., Neale, Z., … & Milberg, W. (2023). Neurobiological and genetic correlates of the dissociative subtyp of posttraumatic stress disorder.. Journal of Psychopathology and Clinical Science, 132(4), 409-427. https://doi.org/10.1037/abn0000795
Şar, V., Dorahy, M., & Krüger, C. (2017). Revisiting the etiological aspects of dissociative identity disorder: a biopsychosocial perspective. Psychology Research and Behavior Management, Volume 10, 137-146. https://doi.org/10.2147/prbm.s113743
Şar, V., Taycan, O., Bolat, N., Ozmen, M., Duran, A., Öztürk, E., … & Ertem-Vehid, H. (2009). Childhood trauma and dissociation in schizophrenia. Psychopathology, 43(1), 33-40. https://doi.org/10.1159/000255961
Cloitre, M., Petkova, E., Wang, J., & Lassell, F. (2012). An examination of the influence of a sequential treatment on the course and impact of dissociation among women with ptsd related to childhood abuse. Depression and Anxiety, 29(8), 709-717. https://doi.org/10.1002/da.21920
Diseth, T. and Christie, H. (2005). Trauma-related dissociative (conversion) disorders in children and adolescents – an overview of assessment tools and treatment principles. Nordic Journal of Psychiatry, 59(4), 278-292. https://doi.org/10.1080/08039480500213683
Gwandure, C. (2008). Dissociative fugue: diagnosis, presentation and treatment among the traditional shona people. The Open Anthropology Journal, 1(1), 1-10. https://doi.org/10.2174/1874912700801010001
Haagen, J., Rijn, A., Knipscheer, J., Aa, N., & Kleber, R. (2018). The dissociative post‐traumatic stress disorder (ptsd) subtype: a treatment outcome cohort study in veterans with ptsd. British Journal of Clinical Psychology, 57(2), 203-222. https://doi.org/10.1111/bjc.12169
Hoeboer, C., Kleine, R., Molendijk, M., Schoorl, M., Oprel, D., Mouthaan, J., … & Minnen, A. (2020). Impact of dissociation on the effectiveness of psychotherapy for post-traumatic stress disorder: meta-analysis. Bjpsych Open, 6(3). https://doi.org/10.1192/bjo.2020.30
Kleindienst, N., Limberger, M., Ebner‐Priemer, U., Keibel-Mauchnik, J., Dyer, A., Berger, T., … &
Bohus, M. (2011). Dissociation predicts poor response to dialectial behavioral therapy in female patients with borderline personality disorder. Journal of Personality Disorders, 25(4), 432-447. https://doi.org/10.1521/pedi.2011.25.4.432
Lanius, R., Brand, B., Vermetten, E., Frewen, P., & Spiegel, D. (2012). The dissociative subtype of posttraumatic stress disorder: rationale, clinical and neurobiological evidence, and implications. Depression and Anxiety, 29(8), 701-708. https://doi.org/10.1002/da.21889
Linde, R. (2023). The role of dissociation-related beliefs about memory in trauma-focused treatment. European Journal of Psychotraumatology, 14(2). https://doi.org/10.1080/20008066.2023.2265182
Minnen, A., Harned, M., Zoellner, L., & Mills, K. (2012). Examining potential contraindications for prolonged exposure therapy for ptsd. European Journal of Psychotraumatology, 3(1). https://doi.org/10.3402/ejpt.v3i0.18805
Myers, L., Vaidya-Mathur, U., & Lancman, M. (2017). Prolonged exposure therapy for the treatment of patients diagnosed with psychogenic non-epileptic seizures (pnes) and post-traumatic stress disorder (ptsd). Epilepsy & Behavior, 66, 86-92. https://doi.org/10.1016/j.yebeh.2016.10.019
Wolf, E., Lunney, C., & Schnurr, P. (2016). The influence of the dissociative subtype of posttraumatic stress disorder on treatment efficacy in female veterans and active duty service members.. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 84(1), 95-100. https://doi.org/10.1037/ccp0000036
Zoet, H., Jongh, A., & Minnen, A. (2021). Somatoform dissociative symptoms have no impact on the outcome of trauma-focused treatment for severe ptsd. Journal of Clinical Medicine, 10(8), 1553. https://doi.org/10.3390/jcm10081553
King, C., Hill, S., Wolff, J., Bigony, C., Winternitz, S., Ressler, K., … & Lebois, L. (2020). Childhood maltreatment type and severity predict depersonalization and derealization in treatment-seeking women with posttraumatic stress disorder. Psychiatry Research, 292, 113301. https://doi.org/10.1016/j.psychres.2020.113301
Krause-Utz, A. (2022). Dissociation, trauma, and borderline personality disorder. Borderline Personality Disorder and Emotion Dysregulation, 9(1). https://doi.org/10.1186/s40479-022-00184-y
Moskowitz, A. (2024). Dissociative disorders.., 193-211. https://doi.org/10.1037/0000392-011
Schiavone, F., McKinnon, M., & Lanius, R. (2018). Psychotic-like symptoms and the temporal lobe in trauma-related disorders: diagnosis, treatment, and assessment of potential malingering. Chronic Stress, 2, 247054701879704. https://doi.org/10.1177/2470547018797046
Tarakçıoğlu, M. (2024). Can cognitive behavioral therapy be effective for social anxiety disorder with dissociative and self-harm behaviors in a 15-year-old adolescent?. Medical Research Reports, 7(2), 114-119. https://doi.org/10.55517/mrr.1419278
Weber, S. (2007). Dissociative symptom disorders in advanced nursing practice: background, treatment, and instrumentation to assess symptoms. Issues in Mental Health Nursing, 28(9), 997-1018. https://doi.org/10.1080/01612840701522085
Castle, C., Gray, A., Neehoff, S., & Glue, P. (2017). Effect of ketamine dose on self-rated dissociation in patients with treatment refractory anxiety disorders. Journal of Psychopharmacology, 31(10), 1306-1311. https://doi.org/10.1177/0269881117725685
Dorahy, M., Mills, H., Taggart, C., O’Kane, M., & Mulholland, C. (2006). Do dissociative disorders exist in northern ireland?: blind psychiatric – structured interview assessments of 20 complex psychiatric patients. The European Journal of Psychiatry, 20(3). https://doi.org/10.4321/s0213-61632006000300005
Kienle, J., Rockstroh, B., Bohus, M., Fiess, J., Huffziger, S., & Steffen-Klatt, A. (2017). Somatoform dissociation and posttraumatic stress syndrome – two sides of the same medal? a comparison of symptom profiles, trauma history and altered affect regulation between patients with functional neurological symptoms and patients with ptsd. BMC Psychiatry, 17(1). https://doi.org/10.1186/s12888-017-1414-z
Léonard, D., Brann, S., & Tiller, J. (2005). Dissociative disorders: pathways to diagnosis, clinician attitudes and their impact. Australian & New Zealand Journal of Psychiatry, 39(10), 940-946. https://doi.org/10.1080/j.1440-1614.2005.01700.x
Millman, L., Hunter, E., Orgs, G., David, A., & Terhune, D. (2021). Symptom variability in depersonalization–derealization disorder: a latent profile analysis. Journal of Clinical Psychology, 78(4), 637-655. https://doi.org/10.1002/jclp.23241
Ross, C. (2024). The symptom criteria for the dissociative subtype of posttraumatic stress disorder.. Psychological Trauma Theory Research Practice and Policy, 16(4), 686-691. https://doi.org/10.1037/tra0001612
Ross, C. and Ellason, J. (2005). Discriminating among diagnostic categories using the dissociative disorders interview schedule. Psychological Reports, 96(2), 445-453. https://doi.org/10.2466/pr0.96.2.445-453
Scott, C., Salem, A., Tindell, W., Neely, H., & Blum, A. (2023). The forensic assessment of dissociation: distinguishing real from the unreal. Behavioral Sciences & the Law, 41(5), 397-414. https://doi.org/10.1002/bsl.2622
Ural, C., Belli, H., Akbudak, M., & Tabo, A. (2015). Childhood traumatic experiences, dissociative symptoms, and dissociative disorder comorbidity among patients with panic disorder: a preliminary study. Journal of Trauma & Dissociation, 16(4), 463-475. https://doi.org/10.1080/15299732.2015.1019175
Canan, F. and North, C. (2019). Dissociation and disasters: a systematic review. World Journal of Psychiatry, 9(6), 83-98. https://doi.org/10.5498/wjp.v9.i6.83
Elmore, J. (2000). Dissociative spectrum disorders in the primary care setting. The Primary Care Companion for CNS Disorders, 2(2). https://doi.org/10.4088/pcc.v02n0201
Foote, B., Smolin, Y., Neft, D., & Lipschitz, D. (2008). Dissociative disorders and suicidality in psychiatric outpatients. The Journal of Nervous and Mental Disease, 196(1), 29-36. https://doi.org/10.1097/nmd.0b013e31815fa4e7
Modesti, M., Rapisarda, L., Capriotti, G., & Casale, A. (2022). Functional neuroimaging in dissociative disorders: a systematic review. Journal of Personalized Medicine, 12(9), 1405. https://doi.org/10.3390/jpm12091405
Murphy, D., Karatzias, T., Busuttil, W., Greenberg, N., & Shevlin, M. (2021). Icd-11 posttraumatic stress disorder (ptsd) and complex ptsd (cptsd) in treatment seeking veterans: risk factors and comorbidity. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 56(7), 1289-1298. https://doi.org/10.1007/s00127-021-02028-6
Rahardanto, M. (2024). Dissociative symptoms among individuals affected by mass psychogenic illness: a study on the indonesian island of nias. Journal of Educational Health and Community Psychology, 13(1), 114. https://doi.org/10.12928/jehcp.v13i1.28380
Rădulescu, I., Ciubară, A., Moraru, C., Burlea, Ş., & Ciubară, A. (2020). Evaluating the impact of dissociation in psychiatric disorders. Brain Broad Research in Artificial Intelligence and Neuroscience, 11(3sup1), 163-174. https://doi.org/10.18662/brain/11.3sup1/132
Swart, S., Wildschut, M., Draijer, N., Langeland, W., & Smit, J. (2020). Dissociative subtype of posttraumatic stress disorder or ptsd with comorbid dissociative disorders: comparative evaluation of clinical profiles.. Psychological Trauma Theory Research Practice and Policy, 12(1), 38-45. https://doi.org/10.1037/tra0000474
Özdemir, O., Çilingir, V., Özdemir, P., Milanlıoğlu, A., Hamamcı, M., & Yılmaz, E. (2016). Dissociative experiences in patients with epilepsy. Arquivos De Neuro-Psiquiatria, 74(3), 189-194. https://doi.org/10.1590/0004-282×20160045